|
||||||||
|
Chinese viool of Erhu, Vietnamese zang en Japanse koto of citer…dat zijn de voor sommigen allicht wat verrassende ingrediënten van deze plaat, die misschien niet meteen in het gehoorveld van de meeste Westerse muziekliefhebbers opgeslagen zitten, maar als je leest dat Guo Gan van de partij is, dan ga je wellicht je oren toch een beetje spitsen. Deze meneer, die al lang bij onze Franse zuiderburen verblijft en er, net zoals onze Arno “chevalier des Arts et Lettres” werd. Dat heeft zo zijn redenen: de man heeft zowat in zijn eentje de hedendaagse Chinese muziek, van folk tot klassiek, tot bij ons gebracht en hij heeft zich in de loop van de voorbije drie decennia een reputatie bijeen gespeeld, waar weinigen kunnen aan tippen en er wordt serieus aangeschoven in het rijtje van mensen, die met hem willen samenwerken. Op deze plaat zijn dat de Vietnamese zangeres Huong Thanh, gepokt en gemazeld in de muziek van haar land en met een opleiding en scholing in de theater en traditionele zang vanaf haar prille tiende. Op een bepaald moment ontmoette ze gitarist Nguyên Lê, die haar inleidde in de wereld van de jazz. Ze gingen samen platen maken, waarop ze traditionele Vietnamese muziek mengden met jazz en dat werd een immens succes, dat deuren opende naar de grootste podia van de hele wereld. Prijzen en bekroningen werden haar deel en al snel werd ze gepromoveerd tot ambassadrice van de Vietnamese muziek en daaruit volgden dan weer samenwerkingen met andere Chinese, maar ook Afrikaanse artiesten. De Japanse Fumie Hihara belandde ook al in Parijs, nadat ze zich internationaal al in de kijker gespeeld had door haar ietwat eigenzinnige aanpak, die maakte dat ze de grenzen van “haar” traditionele Japanse muziek ging verleggen en aansloot bij jazz, hiphop, hedendaagse dans en theater-activiteiten terwijl ze tegelijkertijd bleef lesgeven en jongeren inwijdde in de finesses van de Japanse traditionele muziek. Het siert het Franse Felmay-label dat ze deze drie artiesten samenbrachten en hen een plaat lieten maken rond enkele gemeenschappelijke aspecten van hun verschillende afkomsten. In Vietnam regeert de lotus, in China de jasmijn en in Japan de kersenbloesem. Dat zijn de drie geuren war de plaattitel naar verwijst en de tien songs van de plaat, allemaal gekende volksmelodieën, die nieuwe arrangementen kregen, klinken bij momenten zelfs ondergetekende bekend in de oren. De drie meesterlijke artiesten maken er een bijzonder aangenaam mengsel van, waarbij het alom gekende “Sukiyaki” wellicht het grootste “aha-effect” heeft. Dat neemt niet weg dat je de plaat in haar geheel bijzonder makkelijk verteert : in de handen van dergelijke grootmeesters, krijgt zelfs het meest alledaags ogende klassiekertje een bijzonder nieuw kleedje aangetrokken. Samengevat: een sterk werkstuk van drie gevestigde waarden, die 1 + 1 + 1 tot méér dan 3 optillen. (Dani Heyvaert)
|